Lou Reed

28-10-2013 21:15

Lou Reed is dood. En bij het lezen over zijn dood is het alsof ik een oud dagboek van mezelf terugvind en blader door de gedachtengang van mijn zeventienjarige ik, die liefdesverdriet ervoer en zich op iedere volgepende bladzijde afvroeg waarom de verliefdheid toch niet wederzijds was. Even krimp ik ineen. In mijn hoofd hoor ik de nummers van The Velvet Underground, krakend van rock en roll, en zie ik de door mijzelf geschilderde muren van mijn oude slaapkamer en de zelfontworpen bloemsjablonen voor mijn geestesoog opdoemen. Ik zie en hoor het als van een afstand, alsof ik als overledene de vlekkerige beelden van mijn oude leventje voorbij zie flitsen op dia's, de gebloemde vitrage van Ikea, de zwaar geurende wierookstokjes in de vensterbank, de cd's onder mijn bureau, op alfabet gesorteerd, mijn witte eenpersoonsbed, de passpiegel die aan de kastenwand geplakt hangt, de donkerblauwe vloerbedekking, de hippielamp met bronzen muntjes dat flauw roze licht verspreidt.

Ik zeg nu nog weleens gekscherend dat ik vanaf mijn zestiende tot mijn eenentwintigste in een identiteitscrisis zat, maar ik geloof echt dat het zo was. Ik vond mijn weg pas laat; ik ben een laatbloeier.

Ik verkeerde destijds enige tijd in een hippieperiode, sloot vriendschap met alternatievelingen uit mijn klas en werkte op mijn zestiende achter de bar in een van de meest beruchte kroegen dat ons dorp rijk was. De muziekinstallatie in dat café knalde keiharde nummers de rokerige ruimte in waar het publiek voornamelijk uit jonge mannen bestond. Het was nogal donkere ruige rock, mannenmuziek, en het stond mij aan. Ik vond het vooral ook superstoer om cd's bij Fame te kopen van mijn eigen geld van bijvoorbeeld Pearl Jam en The Velvet Underground of The Doors. Ze pasten bij mijn geestestoestand; ik kan me herinneren dat ik veel somberheid kende, ik dwaalde maar wat in die tijd en de muziek bood me troost, de zwaarte ervan, het rauwe en de beklemmende donkere stemmen die mijn slaapkamer in mijn ouderlijk huis vulden met nummers die verre van vrolijk klonken.

Ik ervoer een hang naar een tijd waarvan ik niet eens wist of hij wel echt bestaan had zoals ze in de boeken deden voorkomen. Ik was verknocht aan het idee van de vrijheid in de jaren zestig en zeventig, aan de experimentele rock 'n roll en aan het idee dat iedereen deed waar hij zin in had. Ik had een enorm ontzag voor de invloedrijken in de muziekwereld, de egoïstische en muzikale creatievelingen die op jonge leeftijd hun leven verlieten, die lak hadden aan de maatschappij en wat die hen voorschotelde. Ik zag zangers als Lou Reed en Mick Jagger en Jim Morisson als onaantastbare genieën en ging op mijn zestiende voor het eerst naar Pinkpop festival - een op gras gebouwde droomwereld en bovendien een waar ik deel van uitmaakte. Ikzelf was nog zo groen als gras, maar een aanpasser. Ik paste probleemloos in de groep, mijn leeftijd sloot naadloos aan aan die van hen die tien jaar ouder waren dan ik, we luisterden naar de mooiste liedjes van The Doors op de camping, ik dronk goedkope witte wijn, ik droeg ribbroeken met wijde pijpen, er hing een gehaakte tas om mijn schouder, ik sliep wanneer de rest van de groep sliep. Ik was de koning te rijk. Zo moest het leven zijn, voor altijd.

Na vele jaren festivals bezocht te hebben is het inmiddels gesneden koek, vertoont het glanzende filmlaagje slijtage hier en daar. Het maagdelijke onbekommerde is weg.

En zo ook Lou Reed. Ik bedenk me ook dat zijn muziek al heel lang onaangeroerd in mijn afspeellijst staat. Als een ode aan hem en aan de tijd waarin ik het nog draaide. Ik scrol er altijd langs, maar druk nooit meer op play als zijn naam in het scherm verschijnt. Bepaalde nummers, stromingen, fantasieën, uitspraken en artiesten passen bij een zekere periode in je leven. En daar is Lou Reed er bij mij eentje van.

Rust in vrede, ouwe. Ik vind je nog steeds cool, misschien nog wel meer nu alleen je geest verder leeft in de muziek.

En dat is kunst; een afdruk van jezelf in de wereld achterlaten opdat je niet vergeten wordt.

 

—————

Terug