
De onzichtbare wortels
12-06-2013 09:18Afgelopen vrijdag zat ik met een groepje collega's bij iemand in de tuin in Amsterdam. De kooltjes op de barbecue waren gloeiendheet, muziek stond op 'ontspannen', de avondtemperatuur was aangenaam, het eten was lekker en de sfeer was goed. Zo'n avond waarvan je na afloop vindt dat je het vaker zou moeten doen, maar je door een volgekladderde agenda en een gebrek aan zwoele zomeravonden verzaakt.
We spraken over onze ouders, hoe regelmatig we die nog zagen, en over wonen in het buitenland. Ik werk bij een internationaal bedrijf waar het geen verrassing is als collega's voor langere tijd met ons kantoor in de Verenigde Staten worden uitgewisseld en daar dus een periode verblijven.
Zelf heb ik 8 maanden door Australië gereisd toen ik 20 was. Ik heb een geweldige tijd gehad en ben nog altijd trots op mezelf dat ik die stap heb gezet, in mijn eentje op pad ben gegaan en het zo lang heb volgehouden zo ver van huis. De andere kant van het fantastische avontuur is dat ik vaak heimwee had, met name bij tegenslagen toen ik bijvoorbeeld mijn binnenlandse vlucht miste doordat ik me verslapen had, of toen ik meereisde met 2 Duitsers die ik ik niet kon úitstaan, die om elk wissewasje kibbelden en met wie ik minimaal een uur door de supermarkt dwaalde omdat ze het niet eens waren over welk soort boter we zouden kopen. Of toen ik alleen in een tentje lag, bibberde van de kou en waar het krioelde van de oorkruipers, een insect waar ik van walg. Of toen ik in een hostel verbleef wat een voormalig ziekenhuis was en waar de geur en sfeer van ziekte en verderf nog in de muren gevangen leek te zitten. En zo voelde ik me toen ook: gevangen. Er was nergens een meer, beekje of slootje te bekennen wat voor een zeeliefhebber als ik als detentie voelt. Ik bleef daar voor het goedbetaalde werk dat er was, maar toen ik eenmal genoeg gespaard had, heb ik de eerste trein naar het noorden gepakt.
Enfijn, terug naar het gesprek over ouders. Ik heb me destijds gerealiseerd dat ik niet in het buitenland zou kunnen wonen voor altijd. En dat gevoel lijkt sterker te worden naarmate ik ouder word. Op vakantie kijk ik na 2 weken uit naar het weerzien met mijn moeder, buren, broer en zus en vriendinnen. Heel suf misschien, maar zelfs hier heb ik na 5 dagen al verlang om even bij mijn moeder langs te wippen. Als ik terugkijk op mijn tijd Down Under zijn de herinneringen aan de periodes waarin ik heb gewerkt het levendigst en het mooist. Omdat ik toen de medebewoners van het hostel leerde kennen en daar dikke maten mee werd.
Dus het romantische idee van verhuizen naar een gezellig dorp op het Franse platteland, dichtbij een wat grotere stad, met in bloei staande klimops langs de muren, kleine raampjes met potjes en plantjes ervoor, een veranda, potjes eigengemaakte jam op het keukenblad, een paard in de tuin dat glimt van gezondheid, zachtblauwe wanden in de huiskamer met lichthouten meubels, een ouderwetse secretaire dat als schrijftafel dienst doet, een fauteuil uit oma's tijd en genoeg tijd om het allemaal te onderhouden, dat wordt misschien iets als de hele bups mee verhuist naar Frankrijk waar ik verder leef met mijn dierbaren dicht bij me. Tot dan probeer ik - helaas met gebrek aan Franse zonneschijn - le joie de vivre hier te leven, kampeervakanties naar Frankrijk te boeken en dankbaar te zijn voor alle lieve mensen om mij heen. Want ook al ben je op nóg zulke exotische bestemmingen, het zijn de mensen die je wereld maken.
—————